zaterdag 17 september 2016

Bløf - Dichterbij Dan Ooit

Liever kwijt zijn waar je echt van houdt
Dan iets houden wat je toch niet mist
Liever buiten ook al is het koud
Dan naar binnen als daar niets meer is

Hier is niets om voor te blijven
Hier is alleen nog wat er was
En dat neem ik mee voor altijd
Voor altijd

Wie legt me uit hoe alles werkt
Hoe groot het gat is tussen nu en nooit
En hoe het komt dat ik nu merk
Jij bent weg, maar dichterbij dan ooit

Liever vragen naar de langste weg
Dan een antwoord dat je stil doet staan
Liever zeggen wat ik zelden zeg
Dan verzwijgen dat ik door moet gaan

Ik hoef jou niets te vertellen
Wat ik niet al had gezegd
Met mijn mond of met mijn ogen
Voor altijd

Wie legt me uit hoe alles werkt
Hoe groot het gat is tussen nu en nooit
En hoe het komt dat ik nu merk
Jij bent weg, maar dichterbij dan ooit

Liever lachen om wat is geweest
Dan iets vrezen wat nog komt, misschien
Liever houden van een grote geest
Dan iets haten wat je niet kunt zien

Ik hoef jou niets uit te leggen
Het ligt hier open tussenin
En ik maak een laatste buiging
Voor altijd

Wie legt me uit hoe alles werkt
Hoe groot het gat is tussen nu en nooit
En hoe het komt dat ik nu merk
Jij bent weg, maar dichterbij dan ooit


September 2016

vrijdag 14 november 2008

uit: Manifest ter voorkoming van de vergrijzing, vergruizing en verhuizing

Het wijsgerig instituut is al duizenden trappen op de ladder van aanzien gedaald, moet zij nu ook nog van de bovenste verdieping van de Vendelstraat worden gehaald? Hoe kunnen de filosoof en zijn boek nog in elkaar opgaan, wanneer de omgeving van zijn sfeer is ontdaan? Cijfers praten veel maar zeggen weinig. Ons gevoel blijft fluisteren: deze plek is heilig. De tocht omhoog is het immer weer waard, waar een ruimte vol stoffige maar rijke gedachten ons warm onthaalt. Velen zijn ons voorgegaan en velen zullen volgen, als deze aanwinst voor de filosoof niet door cijfers wordt verzwolgen. Waar men hoopt gelijkgezinden tegen te komen, voorgangers met deze passie voor de stof. Zij die het ons vak laten verstaan of zij die samen met ons de worsteling met de teksten ondergaan. Oh bibliotheek daarboven zo deugdzaam, zal er ooit een opwindendere plek voor mij kunnen bestaan?

(ok de laatste zin is niet van mij, maar anders is het stukje niet af)

ActieFront ‘Theo de Boer’, Separatistisch Studentencomité, op Democratische Grondslag, tegen vergrijzing, vergruizing en de verhuizing; en in het algemeen voor een onafhankelijke afdeling Wijsbegeerte (SSDG-VVV)

Niet gepubliceerd (wel een citaat in de folia), verspreid in het gebouw wijsbegeerte, vendelstraat 8, eind 2006

maandag 28 januari 2008

De naakte ridders

In een wereld net als deze woonden twee ridders. Deze twee ridders kenden elkaar niet maar vertoonden opvallend veel gelijkenissen. Zo waren ze niet hun hele leven ridder geweest, maar hadden hun harnas zorgvuldig door de jaren heen opgebouwd. Dit was de namelijk de enige manier waarop zij het in deze wereld konden maken. Door de mensen werden de harnassen geprezen en ridder en harnas werden versmolten. De kracht van de mensen was zo groot dat de ridders hen geloofden en ze vrede kregen met dit toonbeeld van gewelddadigheid.

Op een dag kruisten hun paden en zwaarden elkaar. Ze kwamen er achter dat ze even sterk waren. Maar ze kwamen ook nog tot een ander, veel groter besef. In een fractie van een seconde kruisten elkaars blikken elkaar en ze zagen in elkaars ogen dat ze ook even zwak waren. Op een vreemde manier was er herkenning. Ze herkenden elkaars reacties in zichzelf en voelden een niet met woorden uit te drukken verstaan. In een vloeiende, symmetrische beweging naderden ze elkaar en begonnen te dansen. Eerst voorzichtig, maar gaandeweg steeds inniger en uitbundiger. Tijdens het spel ontblootten ze elkaar steeds meer. Er was van beide kanten instemming en ongemerkt waren ze beide helemaal ontbloot. Ze bleven in de heerlijke dans en genoten van elkaar. Nooit hadden ze geweten dat er zo iemand zou kunnen bestaan. In elkaars ogen zagen ze hun eigen ogen, die steeds meer begonnen te stralen.

Een klein steekje van twijfel schoot opeens door de ridders heen. Deze altijd zo rationele ridders hadden kunnen weten dat dit gevoel niet altijd de overhand zou kunnen hebben. En met dit besef kwam een donderwolk. De ridders voelden kou en haastten zichzelf weer in hun harnas. Toen zij hier waren werden zij geweld door weemoed en de fijne herinnering aan de van liefde vervulde dans bleef in hun hoofden aanwezig. Het kreeg grip op ze en twijfelachtig zochten ze weer toenadering. Ze dansten, maar dit keer bleek het dansen heel anders te voelen. Elke aanraking bleek een immense steek van pijn te geven. Het ijzer van hun harnassen bezorgden hartenpijn en dit maakte dat de klappen alleen nog maar heviger werden. De klappen werden zo hevig dat de ridders in hun harnas kropen, zodat ze zelfs niet meer elkaars ogen konden zien. De ridders hadden zich nu beide onderin hun harnas geplaatst, waar de klappen alleen maar harder werden en moeilijker op te vangen. Het gevecht stopte pas toen al het ijzer met een smak de grond raakte. Waar zojuist nog een stralende zon was, bleef er nu slechts een schroot ellende over. De ridders probeerden zich zo ver mogelijk van de andere ridder te verwijderen. Ze keken naar hun wonden en weenden.

Toen hoorden ze een echo van hun geween, en het besef dat ook dit ellendige proces symmetrisch was geweest gaf hen ijzeren steken in hun hart. Geen van beide durfden ze elkaar in de ogen te kijken, want in deze ogen zat waarheid, en ze wisten dat de waarheid te zwart was om onder ogen te zien. Er ontstond twijfel over de toekomst. De twee opties lagen duidelijk voor hen. De naakte ridder met de zware waarheid, of het lichte harnas wat daar in zijn blinken lag te lonken. Wat een aantrekkingskracht was er in dit harnas. Ze voelden de drang zich hiermee weer te vereenzelvigen en nooit meer steken te voelen. Nog voordat ze konden beslissen kruisten hun blikken elkaar, en de waarheid had zich aangediend.

Maar behalve de zware waarheid vonden ze ook weer een thuishaven in de herkenning. Uit dit besef begonnen vertwijfeld hun ogen op te lichten. Ze merkten dat een antwoord kwam en hun ogen wakkerden elkaar aan en gloeiden hoog op. En pas nu zagen ze hoe weinig het valse harnas blonk in dit contrast. Maar toch wisten ze van de kracht ervan, en van hun eigen zwakte. En hoe vaak ze hun ijzers ook hadden laten slaan, nu pas wisten ze wat werkelijke strijd was. En hoewel de strijd eeuwig zou zijn, wisten ze nu wel waarom ze hem telkens weer aan moesten gaan.

November 2006

-------------------------

..... maar het zonlicht werd fel weerkaatst en de harnassen flikkerden voor de ogen van de ridders. Als eksters werden ze door de kracht van de zo prachtig lijkende glimmeringen betoverd. Zo stonden zij weer onder scherpe supervisie van de stalen gevallen. De maskers sloten zich en zij zagen niets meer van die ander, in wie zij ooit god hadden gezien.

December 2006

Bento de Spinoza: Amstelodamensis

“Allemaal speculatie” geeft Frank van Kreuningen, voorzitter van de Amsterdamse spinozakring, als antwoord op de vraag naar de relatie tussen de 17eeeuwse filosoof Baruch de Spinoza en de stad Amsterdam. De sappigste speculatieve elementen uit de verhalen rond deze grote Nederlandse wijsgeer.

Spinoza is geboren op 24 november 1632 als Bento of Baruch (Bento was zijn roepnaam) de Spinoza uit Michaël d’Espinoza en Hana Debora d’Espinoza, twee Joods-Portugese vluchtelingen. Hana Debora was niet de eerste vrouw van vader Michaël, hij was al eerder getrouwd met Rachel de Spinoza, die hem twee kinderen schonk. Vader Michaël huwde niet minder dan drie keer met zijn eigen familie, inteelt was een gevolg van de beperkte keuze aan huwelijkskandidaten.

Spinoza werd geboren op de plek waar de Zwanenburgwal (toen ‘Verwersgraft’, zie afbeelding) in de Amstel uitmondt, waar nu de Stopera staat. Wat nu het Waterlooplein en omgeving is, was vroeger ‘Vloenburg’, waar de Joodse gemeenschap zich had gevestigd, en dat zich etymologisch ontwikkeld heeft tot de lichtelijk spottende benaming ‘Vlooienburg’. Spinoza groeide op in een huisje op de plaats waar nu de Mozes en Aäronkerk staat. Hij kreeg zijn lager onderwijs bij de ‘Ets Haim’ (Boom des levens) waar hij werd onderwezen in Hebreeuws, retoriek en stijlleer, bijbelkennis en de inleiding in de Talmoed.

Wanneer hij het familiebedrijf van zijn vader overneemt, verwerft hij zijn kennis voornamelijk nog uit zelfstudie. Hij leert diverse talen en verwerft onder andere kennis van de filosofie van Descartes, Machiavelli, Thales en Euclides.

Spinoza roemde Amsterdam, dat in de gouden eeuw in cultureel en economisch opzicht een grootmacht was, om zijn multiculturele beleid: ‘In deze bloeiende en bevoorrechte stadstaat leven immers mensen uit alle volken en met alle mogelijke geloofsovertuigingen eendrachtig samen. [...] Voor het overige bekommert men zich niet om het geloof of de sekte, omdat zij in de rechtszaal niet van belang zijn.’ Het beleid van de joodse gemeenschap in Amsterdam zal hem iets minder hebben aangesproken. Waarschijnlijk niet om zijn afwijkende Godsvoorstellingen, maar te meer omdat hij het handhaven van de Joodse wet en de Joodse tradities bestreed, werd er op 27 Juli 1656 in de joodse synagoge een banvloek over hem uitgeroepen. De woorden van de ban liegen er niet om: ‘Vervloekt zij hij bij dag, en vervloekt bij nacht, vervloekt in zijn liggen en vervloekt in zijn opstaan, vervloekt in zijn uitgaan en vervloekt in zijn ingaan; nimmer moge de Heer hem vergeven, en voortaan de woede des Heren en Zijn ijver op deze mens branden, en heb opleggen alle de vloeken, geschreven in het boek van deze wet. Wij waarschuwen, dat niemand hem mondeling mag spreken, noch schrijven, niet mand hem enige gunst mag bewijzen noch onder één dak met hem te verblijven of binnen vier ellen afstand van hem bevinden en dat niemand enig door hem gemaakt of geschreven mag lezen’.

Op deze vloek reageerde Spinoza tamelijk goedgemutst: ‘Welaan dan, men dwingt mij tot niets dat ik ook uit mezelf niet zou hebben gedaan, als ik niet bang was geweest voor een schandaal. Maar als men het eenmaal zo wil, sla ik met vreugde de weg in die voor mij opengaat, en troost mij met de gedachte dat mijn uittocht onschuldiger is dan die van de oude joden uit Egypte, al weet ik net zo min als zij waarvan ik zal moeten leven.’

Na zijn verbanning verandert Spinoza de joodse naam Bento of Baruch, dat ‘de gezegende’ betekent, in de latinisering Benedictus, dat iets minder bescheiden staat voor ‘goed gezegd.’ Hoe de stad Amsterdam Spinoza precies in zijn ideeën beïnvloed heeft, blijft giswerk. Wellicht heeft Spinoza in de diamanten (maar het kunnen ook zuidvruchten geweest zijn) van zijn familiebedrijfje ‘Bento y Gabriel de Spinoza’ het wijsgerig licht gezien, of is zijn determinisme aan de Amstel ontsproten. Feit blijft dat deze man, die tot de grote wijsgeren der geschiedenis mag worden gerekend, in eigen land niet de eer krijgt die hem toekomt, aldus Frank van Kreuningen. De Amsterdamse spinozakring pleit dan ook voor erkenning, en zou dan ook graag zien dat het Waterlooplein tot Spinozaplein zou worden vernoemd, en dat er een standbeeld van Spinoza zou komen in de stad waar hij de eerste achtentwintig jaar van zijn leven sleet. De Britse historicus en Spinoza-kenner Jonathan Israel houdt zaterdag 9 juni om 14.00 in de Mozes en Aäronkerk een lezing over de relatie tussen Spinoza en Amsterdam.

gepubliceerd: mei 2007, Babel, blad voor geesteswetenschappen Universiteit van Amsterdam

Siena en Bologna: werelden van verschil

Tegen het vallen van de avond, om een uur of 5 (hoewel de Italianen schijnen te vinden dat de avond al na het middageten begint) maakte ik een rustig wandelingetje door de stad om even bij te komen van alle informatie die tijdens de colleges op me af was gevuurd, en opeens, in een klein verlaten straatje, hoorde ik prachtige vioolmuziek. Het was net een filmscène met als achtergrond het kleine straatje met huizen in alle schakeringen rood, de prachtige muziek als subtiele achtergrondmuziek om het dromerige karakter van het straatje te benadrukken en de hoofdrolspeler die, om even bij te komen van de informatie die tijdens de colleges op haar afgevuurd is, een wandelingetje maakt door de straatjes van Bologna. De muziek hint dat haar daar om de hoek misschien wel een verrassing staat te wachten, zij het de liefde van haar leven, zij het een wrede moordenaar.

Echter, om de hoek gekomen merkte ik dat de sfeer van de muziek en die van de enscenering inmiddels flink uit elkaar begonnen te lopen. Eerst werd ik aangestaard door een bewakingscamera, en twee tellen later werd ik begroet door een onwelriekende urinegeur. Ineens werd de situatie duidelijk. Deze prachtige vioolmuziek is geen welwillend gebaar van het goedige Bolognese stadsbestuur aan zijn burgers geweest, maar het is dezelfde tactiek -alleen een stuk eleganter uitgevoerd - die in de Amsterdamse metrohallen wordt ingezet om bivakkerende junkies te weren van rustige en afgelegen plekjes in de stad. Wellicht lijk ik met mijn eerste associatie over de herkomst van deze muziek een naïeve dromer voor u, nuchtere Hollanders, maar ik zweer u: dat is niet mijn schuld. Want in zo’n prachtige omgeving vergeet men al gauw het bestaan van één of andere harde realiteit. Een realiteit die overigens snel weer terugkeert wanneer men bijna wordt geschept door een bus die in volle vaart langsscheurt.

Ook in Siena, waar ik in september een maand ben verbleven om een EILC taalcursus te volgen en waar laatstgenoemd gevaar met de autobussen niet bestaat, was het goed dromen. Aangezien de lessen om half 9 ‘s ochtends begonnen en ik dientengevolge ‘s nachts niet veel slaap kreeg, heb ik de gemiste droomtijd overdag met open ogen ingehaald. Siena is een soort van wereld op zich, een klein eiland dat door zijn oude stadsmuren van de grote buitenwereld is gescheiden. Zo gedragen de bewoners zich overigens ook: Siena is de wereld en de Palio, de jaarlijkse paardenrace waarbij de paarden van de 17 verschillende contrade (stadsdelen) tegen elkaar strijden, is waar het in deze wereld om draait (bijna letterlijk, want de stad is gebouwd rondom het centrale plein waar deze strijd plaatsvindt). En dat merk je: Elke zondag en als het kan ook nog op enkele doordeweekse dagen gaat de contrada die de afgelopen Palio gewonnen heeft met volledig orkest en bemanning in processie door de straten om te laten weten dat zij het meeste geld hadden om de ruiters van de andere contrade om te kopen.

Informatie van buiten vind je hier in Siena weinig. Japanse, Chinese of Egyptische restaurantjes zijn hier niet, wijnen drinkt men hier bij voorkeur uit de streek en ook de genenpoel blijft goed binnen de stadsmuren, of sterker nog…binnen de tweede familie van de bewoners: de contrada (iets dat overigens wel eens frictie kan opleveren wanneer twee personen van rivaliserende contrade een kind krijgen: tot welke contrada gaat dit kind behoren?).

Hier, in Bologna, is er meer contact met de gebieden buiten de stad, niet in de laatste plaats omdat er door de universiteit veel import plaatsvindt van docenten en studenten uit andere steden in Italië en buiten Italië (zoals ondergetekende) om colleges te geven en te volgen in de stad van de bogen, aan de oudste universiteit van Europa. Maar wat eigenlijk het allerbelangrijkste is wat ik hier terugvind en die maand in Siena heb gemist: fietsen! Tja, ik blijf toch een Nederlander...

Gepubliceerd: Herfst 2007, Grillo Parlante, blad van studievereniging italiaans Convivio.

dinsdag 26 juni 2007

Conflicten in de kennissenkring

“De filosofie kan je niet alleen kennis, maar ook kennissen opleveren”, vrij naar Pieter Pekelharing, aller-allereerste college geschiedenis van de filosofie. Ik herinner het me goed. Daar zat ik, nog overdonderd door het feit dat de wereld uit standen van zaken bestaat, een beetje schuchter de nieuwe wereld van grote broers en een enkele zuster inkijkend en in blijde verwachting van wat komen zou.

Vaak heb ik aan deze uitspraak moeten terugdenken, wanneer ik mezelf terugvond in een innig tweegesprek met deze of gene grote geest. In de wijsbieb op een kruk voor de kast omdat ik niet mezelf de tijd had gegund eerst naar een bureautje te lopen, op het strand, in de trein of voor het slapengaan; overal ontstonden boeiende dialogen uit het niets. Soms waren het kalme overpeinzingen, in alle rust aangereikt en tot informatie geboden, maar andere keren dreven ze me tot kwaadheid, tot uitzinnigheid, wanneer een beeldenstorm werd gepleegd in een van de heilige tempels van mijn ideeënwereld. Maar in een enkel geval was het magisch. Kennissen van wie je maar geen afscheid kunt nemen, met wie je weer wilt afspreken. Kennissen die langzamerhand echte vrienden zijn geworden.

De vrienden bleven dikwijls niet meer beperkt tot woorden in boeken. Diverse zijn tot leven gekomen. Tegenwoordig helpt Wittgenstein me bij het boodschappen doen, zak ik nachten door met Quine en werpt Simone de Beauvoir me een portie girl power toe bij het uitgaan. Meestal is het een gezellige boel om me heen, en verkeren ik en mijn metgezellen in relatieve overeenstemming (een eigenschap waar ik ze immers op heb geselecteerd).

Soms, echter, ontstaan er schermutselingen, kleine dissonanten, lichte paniek. Zoals nu, en wel bij twee van mijn beste vrienden, Nietzsche en Spinoza. Op weinig eerdere punten was er een radicale twist tussen deze twee. Nietzsche’s Wille zur Macht is in wezen niet veel meer dan Spinoza’s conatus, beiden zijn niet erg weg van de christelijke kerk, en ook Spinoza leefde al jenseits von gut und böse. Er is één aspect echter waar ze radicaal verschillen: de richting van het persoonlijk moreel kompas. De rationalist versus de intuïtieveling, zou Nietzsche zeggen, zichzelf tot de laatste groep rekenend. Een uitspraak waar zijn opponent het stellig mee oneens zou zijn. Spinoza zet de intuïtie juist in om los te komen van de ketenen der emoties.

Beide vrienden schrijven een praktisch studentenhandboek voor, door een archetype te karakteriseren. Spinoza staat voor de redelijke, zelfbeheerste student. Zijn wapen is de allesoverheersende stem van de rede die hem na een paar biertjes in de kroeg toefluistert “Nou is het wel genoeg jongen, je moet morgen weer vroeg uit de veren om fris aan het werk te gaan”, om vervolgens met een tevreden en zelfbewuste pas huiswaarts te gaan. Zijn hypothetische imperatief slaat dwars door alle chaos en slaafsheid aan emotionele instabiliteit heen. Opbrengsten van deze methode: een goede nachtrust, een goede dagrust, een opgeruimd gemoed, een bescheiden tevredenheid en een heldere en uitgebalanceerde blik op de zaak.

Nietzsche houdt niet zo van de stem van de rede, en overstemt het geluid het liefst met een bombastisch lied, een lof op alle esthetische aspecten van het leven. Zijn gebrek aan moraal heeft hij tot moraal verheven. Nietzsche is de avonturier, de ontdekker, die het er graag voor over heeft om af en toe zijn leven in de waagschaal te leggen. Hoewel hij weet dat nog een wijntje zijn leven wellicht in een tranendal zal doen veranderen, is hij bereid deze strijd met het leven aan te gaan, om zijn levenskracht op de proef te stellen. Ik stel me een affirmatief “Schenkt u nog maar eens in, makker” voor, waarna een toast op het leven wordt uitgebracht. Opbrengsten van een zelfbewust varen op de zee van emoties: toestanden van pure levensvreugde en ongetwijfeld een hoop onvoorziene verrassingen.

Mijn moreel kompas is in totale verwarring door de wijze raad van deze vrienden. Op het moment slaat hij vaak heen en weer tussen de beide posities: ’s Avonds neigt het vaak naar een “Schenkt u nog maar eens in” om de volgende dag in retrospectief hypothetische imperatieven op te stellen. Als filosofisch uitgangspunt heel postmodern, maar in de praktijk blijkt het niet echt te werken. Misschien moet ik nog maar eens wat meer kennis maken.

gepubliceerd: September 2007, Cimedart, blad van wijsbegeerte aan de Universiteit van Amsterdam

woensdag 20 juni 2007